dinsdag 13 november 2018

Herdenking 10 november 2018 in Perdu

Jongeren van de toneelgroep ''De oorlog in Oost'' in actie.

Op 10 november vond in Theater Perdu de jaarlijkse Amsterdamse herdenking van de Kristallnacht plaats, de pogrom die het begin van de Holocaust inluidde en dit jaar 80 jaar geleden plaatsvond. Met twee sprekers: Jaïr Stranders en Nadia Bouras, en muziek (Maaike Roelofs, cello, en Vaughan Schlepp, piano). Evenals vorig jaar was er ook toneel. Dit jaar waren dat een 13-tal jongeren uit Oost, die onder leiding van Jelle Zijlstra en Nilay Ceber, een indrukwekkende voorstelling gaven, onder meer gebaseerd op interviews met overlevenden. 
Wat de redes betreft: zij spreken voor zichzelf. Bij de rede van Jaïr Stranders, merken wij, de organisatoren, echter op dat hij aan het slot ervan laat zien dat hij de geschiedenis van deze herdenking heeft opgevat in het licht van de - onjuiste en daarom onterechte - verwijten en beschuldigingen die wij de afgelopen jaren over ons heen hebben gekregen van (vooral) sommige Joodse organisaties als het CIDI en het CJO en van uiterst rechts. Wij vinden dat jammer. Vooral ook omdat sommigen daar aanstoot aan hebben genomen.

 Jaïr Stranders: Hieronder staat de tekst die ik vanavond uitsprak bij de ’alternatieve’ Kristallnachtherdenking 2018,  Kristallnachtherdenking in Theater Perdu – 10 november 2018
 Gisteren is het 80 jaar geleden dat in heel Nazi-Duitsland en Oostenrijk tijdens een door propagandaminister Goebbels opgehitste en door de SA en SS georkestreerde actie, talloze Duitse Joden werden aangevallen. De slim gebruikte aanleiding was de aanslag door de 17-jarige Duits-joodse vluchteling Herschel Grynszpan op de Duitse ambassadeur Von Rath in Parijs, die hierdoor overleed. 1400 Joodse synagogen werden als reactie hierop vernield of in brand gestoken, circa 7500 winkels en bedrijven en zelfs begraafplaatsen moesten het ontgelden. Er kwamen bijna 100 Duitse Joden door geweld om het leven en ongeveer 30.000 werden gearresteerd en afgevoerd naar concentratiekampen, honderden pleegden in de weken erna zelfmoord. De brandweer mocht geen branden blussen, de politie stond erbij en keek ernaar; of hielp hier en daar een handje. In de periode na deze massale pogrom vluchtten zo’n 80.000 Joden uit Duitsland; vrijwel geen Westers land wilde echter grote aantallen Joodse nieuwkomers opvangen.
 Jaïr Stranders

Vanavond staan wij hier samen stil bij deze massale en qua omvang ongekende pogrom, de ‘Kristallnacht’ geheten. In Duitsland verkiest men overigens een benaming te gebruiken die iets minder romantisch klinkt: ‘Reichspogromnacht’. Wij herdenken jaarlijks dit moment in onze recente Europese geschiedenis met het besef dat, nadat in de jaren daarvoor Duitse Joden – waarvan velen seculier en geïntegreerd – stukje bij beetje werden buitengesloten, vernederd, mishandeld en vervolgd, dit een keerpunt was dat uiteindelijk met de veroveringsoorlogen van de Nazi’s moest culmineren in de totale vernietiging van de Europese Joden.

Nadat ik door de organisatie van deze herdenking was benaderd om – als initiatiefnemer van de 4 mei manifestatie Theater Na de Dam – mee te denken over een theatrale bijdrage aan deze herdenking, wat resulteerde in de scènes die u hier vanavond gespeeld ziet door Amsterdamse jongeren, werd ik gevraagd om als lid van de Nederlandse Joodse gemeenschap voor u te spreken. Aangezien de Tweede Wereldoorlog, de Holocaust en het herdenken ervan sterk met mijn persoonlijke geschiedenis verbonden zijn, voel ik mij zo vrij u mee te nemen op een reis langs een paar momenten en observaties uit mijn leven die te maken hebben met wat herdenken is, waarom we dat nog zouden doen en hoe dit zo vorm te geven dat er lessen uit getrokken kunnen worden voor deze tijd. Ik hoop dat u de gedachtegang kunt volgen, die eindigt en begint hier in het Amsterdamse Theater Perdu.
In 2002 speelde in dit theater namelijk mijn afstudeervoorstelling ‘Mijn Moeders Courage’, een door de Hongaars Joodse theatermaker George Tabori geschreven toneeltekst. Het stuk vertelt over Tabori’s moeder, die in de zomer van 1944 een van de vele honderdduizenden Hongaarse Joden was die alsnog op transport naar de vernietigingskampen werd gezet. Door een smoes wist zij net voor aankomst in Auschwitz terug te keren, met alle emotioneel complexe vragen die daarbij horen. Een paar uur voor de eerste voorstelling stonden wij hierachter op de binnenplaats, toen we tot onze grote verbazing voor het eerst de tekst lazen van historicus Jacques Presser die daar op de muur staat geschreven. We besloten meteen de voorstelling anders te beginnen, namelijk door een van de acteurs hier naar buiten te laten lopen en vanaf daar hardop de tekst voor te laten lezen, doorgegeven aan een acteur hierbinnen die de tekst doorgaf aan het publiek. Pressers tekst luidt: “Toen is in mij het bewustzijn ontwaakt dat een van de taken van de historicus, de man die schrijft over de mensen van vroeger, is de doden stem te verlenen. De doden moeten kunnen spreken en als men hen het spreken belemmert dan sterven zij tweemaal”. Wij konden ons geen waardiger begin van onze voorstelling wensen; wij herdachten.

Schril contrast
Diezelfde dagen laaide het conflict in Israël en de door Israël bezette gebieden weer eens flink op. De gevel hierbuiten was lukraak met hakenkruizen beklad en tijdens een demonstratie om de hoek werd – als ik het goed heb – de leus “Hamas Hamas, alle Joden aan het gas!” gescandeerd. Het vormde een schril contrast met de voorstelling die wij speelden. Mijn geliefde oom, psychiater Theo de Graaf, die nog aan de wieg heeft gestaan van ‘Een Ander Joods Geluid’, liep ook mee met deze demonstratie. Het was, niet alleen voor mij persoonlijk, een zeer roerige tijd.
Nadat in 2004 in Amsterdam Nieuw-West een aantal jongens van Marokkaanse afkomst baldadig was gaan voetballen met de kransen die tijdens de Nationale Dodenherdenking neergelegd waren bij het monument op het Sierplein, initieerde toenmalig wethouder Aboutaleb in 2006 het scholenproject ‘De Tweede Wereldoorlog in perspectief’, waar ik mij voor aanmeldde. Het doel hiervan was jongeren op VMBO’s en MBO’s door duo’s Joodse en Islamitische studenten – ‘peer-educators’ genaamd – bij te laten scholen over de Tweede Wereldoorlog én het Israël-Palestina conflict. Staand voor deze klassen zag ik hoe snel dit doel voorbij werd geschoten wanneer de zaken niet goed gescheiden werden, vooral toen mijn vrouwelijke collega-educator opeens aan een klas vroeg wie nu de hedendaagse Hitler’s zijn. George Bush en Ariël Sharon, dat was het antwoord. Zij knikte bevestigend.
Een paar jaar later zocht toenmalig burgemeester Job Cohen een toekomstperspectief voor 4 en 5 mei in Amsterdam; de vraag was namelijk hoe nieuwe generaties en mensen die niet van huis uit een band hebben met de Tweede Wereldoorlog, bij deze nationale dagen te betrekken. Tegen de toen heersende tijdgeest in, die – deels goed bedoeld – vooral de specifieke referentie naar de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust los wilde laten met het oog op een voor alle Nederlanders inclusievere herdenking, stelden Bo Tarenskeen, Eymert van Manen en ik bij een brainstormsessie dat juist het als referentie loslaten van de Tweede Wereldoorlog die hier plaatsvond ervoor zorgt dat mensen zich niet meer kunnen verbinden aan de herdenking; een concreet kader of afzetpunt ontbreekt dan. Wij bedachten toen Theater Na de Dam, als voortzetting van theatrale lezingen op 4 mei die ik samen met Loek Zonneveld en andere theatermakers jaarlijks onder andere in deze zaal organiseerde. Het idee van Theater Na de Dam is sinds de eerste editie van 2010 nog steeds simpel: laat mensen op 4 mei na de 2 minuten stilte de theaters ingaan om daar, middels verschillende voorstellingen gerelateerd aan de geschiedenis en periode van de Tweede Wereldoorlog, de herdenking te verdiepen en te verbreden. Het initiatief sloeg aan, want Theater Na de Dam is sindsdien door steeds meer theatermakers, programmeurs en publiek in het land opgepakt als een eigentijdse manier om die oorlogstijd te herdenken.
Sinds 2011 ben ik ook betrokken bij de jaarlijkse herdenking van de Februaristaking uit 1941. Eerst doordat ik samen met andere theatermakers de vertelvoorstelling ‘STAAKT…’ maakte over deze in bezet Europa unieke collectieve verzetsdaad; deze voorstelling speelde een aantal jaren in de februarimaand op bijzondere locaties in de stad en op scholen. Later organiseerde ik mede programma’s in het kader van de herdenking en sinds een jaar ben ik duovoorzitter van het comité herdenking Februaristaking 1941. Zo leerde ik niet alleen steeds meer over die geschiedenis, maar ook over de strijd die er na de oorlog decennialang heeft gewoed rondom de herdenking. Van wie was de staking geweest? Aan wie kwam de eer toe? En welke visie moest er uitgedragen worden? Ja, Amsterdamse arbeiders, leden van CPN, hebben een cruciale rol gespeeld. En het moest gaan over medemenselijkheid natuurlijk, over het opkomen voor de ander die onderligt, alleen wat nou als er over dat laatste – wie er onderligt – geen vanzelfsprekende eensgezindheid bestaat? De herdenking van de Februaristaking werd meer en meer gepolitiseerd, de overleverde geschiedenis – die sowieso altijd politiek is en wordt ‘gemaakt’ – werd gekaapt door de waan van de dag en ingezet voor eigen politiek gewin. De lessen die getrokken werden uit de geschiedenis konden zomaar de lessen worden die de organisatoren goed uitkwamen. Wat werd er dan nog herdacht en waarom?
Ik heb het voorrecht mogen hebben om in tramremise Lekstraat, een van de startpunten van de staking, na een gespeelde voorstelling van ‘STAAKT…’ oud-staker Harry Verheij te spreken. Hij vertelde mij toen dat hij nooit snapte waarom we op het Jonas-Daniël Meijerplein met onze gezichten naar de Dokwerker gericht staan. Herdenken gaat toch niet enkel om het terugkijken naar het verleden, maar om vanuit de geschiedenis vooruit te kijken naar de toekomst, de lessen meenemend? Omdraaien dus, dat zouden we moeten doen, meekijkend met de Dokwerker.

Betekenis voor het nu
En hiermee kom ik terug bij de vragen die ik eerder stelde over wat het herdenken van bepalende momenten uit de Tweede Wereldoorlog en de aanloop daarnaartoe in deze tijden van grote maatschappelijke polarisatie, groepsdenken en geopolitieke verschuivingen nog kan zijn. Kunnen we wel lessen trekken uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en zo ja, hoe doen we dat op zo’n manier dat het daadwerkelijk ons als mensheid verder brengt in plaats van averechts werkt, dat wil zeggen louter polariseert? Zo is in de aanloop naar 4 mei de heftige maatschappelijke discussie over wie of wat we herdenken al haast een traditie op zichzelf geworden, zo’n splijtzwam kan de herdenking zijn. Vooropgesteld dat het herdenken waar het hier over gaat altijd eerst een stilstaan is bij de slachtoffers van de verschrikkingen en mensonterende gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog, van hen die daartegen in opstand kwamen en van hen die nog met de herinneringen eraan leven, hoe zorgen we ervoor dat een herdenking, en dus ook deze herdenking van de Kristallnacht, ook waarde heeft, zin, of zelfs nut, vooral voor jongere generaties?
Het is in mijn ogen een groot misverstand te denken dat – om aansluiting te vinden bij deze tijd – herdenkingen simpelweg geactualiseerd moeten worden, oftewel vergelijkingen maken met gebeurtenissen uit deze tijd. Hiermee doe je niet alleen al snel de uitzonderlijkheid van de gebeurtenissen die aanvankelijk herdacht zouden worden geweld aan, met het gevaar mensen diep te kwetsen, ook loop je het risico je te verliezen in de waan van de dag. Bij de jongerenvoorstellingen van Theater Na de Dam bijvoorbeeld – waarbij als concept jongeren in gesprek gaan met ouderen over hun herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog in hun stad of buurt en op basis daarvan een voorstelling maken – leek toen we ermee begonnen de verleiding bij de makers en de jongeren soms groot het eerder te gaan hebben over de oorlog in Syrië, bootvluchtelingen, discriminatie, postkolonialisme, verzwegen slavernijverleden, hedendaagse autoritaire machthebbers etc. Dat staat per slot van rekening veel dichter bij de belevingswereld van hedendaagse jongeren. Toegeven aan die verleiding levert echter op dat je met elkaar in een wespennest belandt, waarbij je totaal het overzicht mist en de polarisatie op de loer ligt. Juist het verplaatsen in het verhaal van iemand anders en je daarin verdiepen, het kaatsen tegen de muur van de geschiedenis – die je dus nodig hebt – , levert voor die jongeren een historisch besef op en daarmee ook een verdiept moreel besef over waarom we in deze tijden in opstand moeten komen tegen onrecht, discriminatie, machtsmisbruik, autoritaire machthebbers etc. Anders gezegd: dat de herdenking betekenis moet hebben voor het nu, betekent dus juist niet dat het te direct over het nu moet gaan. Als je dat toch wel doet, polariseert het eerder dan dat het verbindt.
 Ik keer daarmee terug naar Theater Perdu en deze herdenking van de Kristallnacht, nu 80 jaar geleden. De haat tegen de Joden die toen tot een grootse uitbarsting kwam met alle gruwelijke gevolgen van dien, was in Europa al eeuwenlang in allerlei vormen aanwezig. En na de overwinning op de nazi’s was deze Jodenhaat niet de wereld uit; het zou een ijdele hoop zijn te denken dat dit extreemrechtse gedachtegoed niet telkens weer de kop opsteekt. Het is belangrijk hier samen op een dag als vandaag bij stil te staan. We komen onder andere rechts antisemitische retoriek tegen bij Oost-Europese regeringsleiders, op internetfora – ook hier in Nederland – en bij de Republikeinse Partij in de VS, resulterend in een antisemitisch scanderende meute met fakkels vorig jaar en laatst een gruwelijke aanslag op een synagoge.
Het zou echter een moedwillige blikvernauwing zijn te denken dat het antisemitisme alleen uit rechtse hoek komt. De afgelopen jaren hebben we veelal in Europa helaas dodelijk geweld gezien jegens joden, uitgevoerd door extremisten met een islamitische achtergrond. En ook in linkse kring wordt de grens tussen terechte kritiek aan het adres van de staat Israël over de stelselmatige vernedering, onderdrukking en mishandeling van de Palestijnen nogal eens overschreden waardoor het vrij snel – ook voor toehoorders – tot antisemitisme kan verworden. Het feit dat de Israëlische regeringsleider en de zijnen te pas en te onpas het slachtofferschap van de Holocaust misbruiken voor hun politiek gewin en rechtvaardiging van hun door henzelf niet onderkende maar onomstotelijke daderschap, geeft mensen die kritisch zijn op Israël niet de legitimatie feitelijk hetzelfde te doen. De gevolgen zijn namelijk niet te overzien.

Zorgvuldig
Zoals ik namelijk mijn vrienden uit de VS niet ter verantwoording roep om de afbraak van de rechtstaat die daar nu plaatsvindt, of mijn Turkse vrienden om wat er in Turkije gebeurt, of mijn Iraanse kennissen om de vervolging van homoseksuelen in Iran, of mijn Marokkaanse schoonfamilie om het geweld dat in naam van de Islam door onder andere Marokkaanse jongemannen plaatsvindt, is het misplaatst dit wel te doen bij Joodse inwoners van Nederland of waar dan ook. Als de geschiedenis ons leert wat het gevaar is van mensen tot een groep te reduceren, tot hun afkomst, religie of seksuele geaardheid, dan moeten we er alert op zijn niet hetzelfde te doen wanneer het ons goed uitkomt.
 Laat ik tot de kern van de zaak komen: niet alleen moeten er vraagtekens gezet worden bij misplaatste, eenzijdige en contraproductieve actualiseringen van herdenkingen, iets dat voorgaande organisatoren van deze - zoals die door sommigen wordt genoemd - ‘alternatieve’ Kristallnacht-herdenking nogal eens de afgelopen jaren hebben gedaan, opvallender en nogal kwalijk is de keuze om met grote regelmaat sprekers uit te nodigen en je te afficheren met organisaties die vooral bekend staan om hun politiek-activisme gericht tegen de staat Israël. De vraag moet gesteld worden: waarom die overmatige focus op Israël als pleger van groot onrecht? Waarom moest iemand als Dries van Agt in 2017 spreken op deze herdenking van de Kristallnacht, die gaat over de vervolging van Joodse Duitsers in Europa 80 jaar geleden? Waarom sprak een paar jaar eerder een Israëlisch parlementslid van Arabische origine? Is dat niet de kat op het spek binden in relatie tot hedendaags antisemitisme? Ja, dat Israël al decennia de rechten van Palestijnen met voeten treedt, land bezet, bezittingen vernielt en eufemistisch gezegd steeds minder voorzichtig omgaat met Palestijnse levens, maakt toch niet dat er vooral hiernaar verwezen moet worden op een Kristallnachtherdenking? Enkel onrecht jegens moslims en Arabieren met veel protest en verontwaardiging aankaarten wanneer die door Israël en dus ook Joden wordt begaan, en niet wekelijks protesteren tegen de onderdrukkingen, mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden in bijvoorbeeld Iran, Jemen, Syrië, Saudi-Arabië, Soedan, Afghanistan, is iets dat ik als weldenkend mens niet begrijp.*
Áls de geschiedenis ons lessen leert, en herdenkingen – zoals deze herdenking van de Kristallnacht – ons daartoe collectief in de gelegenheid stellen, dan moeten wij – zeker in deze tijden van populisme, polarisatie en propagandistische digitale informatiedeling – allemaal zeer zorgvuldig zijn wat we wel en niet herdenken, waar we wel en niet naar moeten verwijzen in het heden, wie er komt spreken. Want als je niet oplet, gebeurt het zo weer.



Nadia Bouras: 
Herdenking Kristalnacht 10 november 2018

In Where to Invade Next trekt filmmaker Michael Moore als eenmansleger door Europa om goede ideeën te stelen en mee terug te nemen naar Amerika. Als geen ander weet hij op kritische en humoristische wijze de vele misstanden in de Amerikaanse politiek en samenleving bloot te leggen. In Noorwegen bewondert hij het gevangeniswezen waar gedetineerden kunnen rekenen op een humane behandeling en een zinvolle dagbesteding, in Italië is de gulle vakantieregeling jaloersmakend en de culinaire schoolmaaltijden in Frankrijk (‘No French Fries?’) vallen erg in de smaak.

Duitsland maakt veel indruk met de talrijke monumenten, musea en publieke kunstuitingen die alle Duitsers dagelijks confronteren met de Holocaust, hun grootste zonde. Volgens Moore zijn Amerikanen nog altijd niet in staat om in het reine te komen met de zwarte bladzijden uit hun geschiedenis: de genocide op de oorspronkelijke bewoners en de slavernij. De standbeelden die herinneren aan het bloedige verleden van Amerika tonen vooral daders; voor slachtoffers is nauwelijks plek in de publieke ruimte.


 Nadia Bouras

Op een Duitse school spreekt Moore met een aantal leerlingen over de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog en het collectieve schuldgevoel. Een jongen met een Iraanse achtergrond vertelt dat hij zich medeplichtig voelt aan de Jodenvervolging sinds hij genaturaliseerd is tot Duitser. Nu hij er formeel bij hoort deelt hij in de lusten én de lasten. De Holocaust als collectief schuldgevoel van alle Duitsers.

Ik moest hieraan denken toen ik onlangs de documentaire ‘Mijn Jodenbuurt’, over de Amsterdamse Rivierenbuurt, van televisiemaker Filemon Wesselink opnieuw bekeek. Toen de film op 4 mei 2016 uitkwam was Filemon Wesselink te gast bij Pauw. Er werd een fragment getoond van een Marokkaans-Nederlandse scholier die onder luid gejuich van zijn vrienden antisemitische uitspraken deed. Terecht werd aan tafel vol afschuw gereageerd op dat filmpje. Volgens Filemon waren het pubers die stoer deden, maar hij wist ook dat ze deze sentimenten van thuis meekregen en van de televisie ‘uit bepaalde hoek’. Aan tafel werd door de andere gasten instemmend geknikt. Met televisie ‘uit bepaalde hoek’ werd natuurlijk de schotelantenne bedoeld. De schotelantenne als hardnekkig symbool van de mislukte integratie, en nu dus als bron voor de ‘antisemitische sentimenten’ onder Marokkaanse jongeren. Later werd een fragment getoond van Marokkanen die het antisemitisme van andere Marokkanen veroordeelden. Filemon probeerde het beeld nog recht te trekken door te zeggen dat die sentimenten niet alleen maar ‘uit moslimhoek’ komen, maar fragmenten van antisemitische witte pubers waren er helaas niet. Jeroen Pauw noemde de documentaire schokkend en de buurt ‘gruwelijk gevaarlijk’. Voor alle duidelijkheid, dat ging niet over de oorlogsjaren, maar over de buurt anno nu. Je zou haast vergeten dat tijdens de oorlog 14 duizend Joden uit deze buurt zijn gedeporteerd.

Toevallig woon ik in dezelfde straat als Filemon. De Rivierenbuurt is ook mijn buurt. Ik heb er mijn lagere schooltijd doorgebracht en woon er inmiddels al bijna 10 jaar. Als kind liep ik dagelijks via het Merwedeplein naar school en terug naar huis in de Pijp. Het Merwedeplein, waar Anne Frank met haar ouders en zus woonde, kende ik vooral als goed straatje om te knikkeren en de hazelnoten en kastanjes die je van de grond kon rapen. Nu loop ik elke dag langs het beeld van Anne Frank onderweg naar de crèche en school van mijn dochters. Op zaterdag koop ik mijn krant bij de krantenverkoper met een gouden ketting met Davidster in de Rijnstraat, en mijn brood koop ik bij de bakker die vorig jaar te maken kreeg met een horde pubers die het nodig vond om heel agressief ‘Joden’ te roepen in de winkel. De situatie was zo dreigend dat de eigenaresse, nadat de jongens naar buiten werden verjaagd, de deur – ruim voor sluitingstijd – op het slot gooide. Het waren overigens witte jongens. Mijn benedenbuurvrouw moest in de oorlog als baby onderduiken bij een pleeggezin. Van haar ouders die naar Auschwitz op transport werden gezet is alleen haar vader ‘teruggekeerd’, zoals ze eufemistisch pleegt te zeggen.
Het maakt me razend dat mijn buurtgenoten toen en nu geconfronteerd worden met Jodenhaat. En het maakt me ziedend dat vooral Marokkaanse pukkelige pubers aangewezen worden als de grote boosdoeners. Herdenken is stilstaan en omkijken naar wat geweest is. Daar hoort historisch besef bij. Dat lijkt in Nederland vaak te ontbreken. Dat verklaart ook waarom Filemon zijn documentaire begon met een korte historische schets om vervolgens de nadruk te leggen op hedendaags antisemitisme. Alsof de daders van toen niet meer de daders van nu zijn. Door te herdenken wordt het alledaagse leven onderbroken om herinneringen uit het verleden op te roepen. Die herinneringen kunnen kennelijk door de jaren heen vertroebeld raken; de grenzen tussen dader en slachtoffer vervagen, en nieuwe daders worden gecreëerd. Deze inkleuring van het oorlogsverleden in grijstinten laat ruimte voor mythevorming, bijvoorbeeld over de zogenaamde joods-christelijke cultuur waar die andere cultuur beslist geen plaats heeft.
Er zijn 14 duizend Joden uit mijn buurt opgejaagd en gedeporteerd met volle medewerking van de Nederlandse autoriteiten. Antisemitisme is niet overgewaaid uit de Arabische wereld. Het was er al. De gedenksteentjes in de stoep en het monument ter nagedachtenis aan Anne Frank zijn daar het bewijs van. En het bestaat nog steeds. Niet alleen onder moslimjongeren als reactie op gebeurtenissen in de Palestijnse gebieden of onder marginale neonazi groeperingen. Tachtig jaar na de Kristalnacht wordt de aloude stereotypering van de jood als de onwelkome buitenstaander, nu als de machtige rijke jood die het leed monopoliseert en in de geglobaliseerde wereld overal aan de touwtjes trekt, tot in het hoogste politieke ambt bestendigd en verspreid. Met huiveringwekkende gevolgen. Dat hebben we onlangs gezien in Amerika toen een 46-jarige Trumpaanhanger elf Joden doodschoot in een synagoge in Pittsburgh.
Als historicus herdenk ik bijna dagelijks historische gebeurtenissen. Dat doe ik niet alleen. Termen als collectieve herinnering, nationale herinnering, collectief geheugen tonen aan dat herdenken een groepsgebeuren is.
Kan je samen schuld dragen voor nationale tragedies in een gepolariseerde samenleving als de onze, zoals de jonge Duitser in de film van Michael Moore beweerde? Wel als we samen herdenken en een inclusieve samenleving zijn. Herdenken is een collectief fenomeen. Een collectieve en inclusieve activiteit. Wij herdenken dus wij bestaan en als wij bestaan beschikken we over een gezamenlijk verleden.
Herdenken is ook een vorm van protest en verzet. Protest tegen het kwaad van toen en verzet tegen het kwaad van vandaag. Want zoals Evelien Gans terecht opmerkte: Achter islamofobie, racisme en vrouwenhaat duikt ook steeds weer antisemitisme op. En Jodenhaat gaat altijd gepaard met moslimhaat. Dat betekent dat we niet alleen gezamenlijk moeten herdenken, maar ook samen moeten strijden tegen uitsluiting en onverdraagzaamheid en voor een solidaire wereld waar geen ruimte is voor zondebokken. Dat zijn we schatplichtig aan de slachtoffers van vandaag, maar dat ben ik vooral mijn oud buurtgenoten verschuldigd.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.